Nog één van die zomers die weggedommeld lijkt onder het gezoem van de alom aanwezige elektriciteitscentrale van het plattelandsdorp. Hier kent iedereen iedereen en heeft alles al zijn plaats. Ondanks het zwoele weer, het zomers licht, en een hechte vriendinnenkliek, voelt Anne zich verweesd bij de de dagdagelijksheid van dit alles en ontwaart ze er eerder de scherpe kantjes van. Ze wordt, onbehaaglijk, heen en weer geslingerd tussen samenhorigheid en zin in in iets totaal anders. Tot op de dag dat er een illustere onbekende, strak in het leren pak, gezeten op een moto, haar eindelijk andere horizonten doet verkennen.